De oorspronkelijke geschiedenis van de Hollandse Smoushond is moeilijk te achterhalen. Beschrijvingen van het ras gaan niet verder terug dan de negentiende eeuw. Wat we wel weten is dat ergens rond 1830 een Amsterdamse hondenhandelaar, ene Jan Abraas, strogele pups verkocht als ‘Heeren Stalhond’. Hij fokte de hondjes niet zelf maar hij kocht ze in Rotterdam, waarschijnlijk in de haven. Deze hondjes waren zeer geliefd bij kooplui uit de hoofdstad die met paard en wagen hun koopwaar aan de man brachten. In de stallen waar hun paarden stonden werd ook het paardenvoer bewaard en natuurlijk kwamen daar ratten en muizen op af. Om te voorkomen dat er een muizen- of rattenplaag zou ontstaan had vrijwel iedere stal een of meer honden die als taak hadden de stal ongediertevrij te houden. En juist die gele hondjes van Jan Abraas bleken uitstekende muizen-en rattenvangers te zijn.
Geschiedenis
Van 1830 tot 1949
Jan had geregeld nieuwe aanvoer van dit populaire hondje dat ook wel Smous genoemd werd, omdat hij met zijn ruwe vacht en zijn behaarde bekkie wel wat leek op de net zo behaarde joodse kooplui uit Amsterdam, die toen ook Smouzen werden genoemd. Maar het bleef onduidelijk waar hij de hondjes kocht en waar ze vandaan kwamen.
Jaren later opperde een bekend kynoloog, de heer L. Seegers, dat de herkomst van de Smousjes in Duitsland gezocht moest worden. Ze zouden kunnen afstammen van de Duitse Ruwharige Pinscher, de huidige Schnauzer. Geel is namelijk een ongewenste kleur voor de Schnauzer en het was niet zo gek bedacht dat deze miskleuren voor weinig geld Duitsland mochten verlaten en per schip naar de Rotterdamse haven werden vervoerd.
De heer Seegers maakte in 1905 een eerste opzet voor een rasstandaard, een beschrijving van het ras, voor de Smous. De bedoeling was om aan de bestaande verwarring rond het ras een eind te maken en om het ras nieuw leven in te blazen. In de rasstandaard werd de naam Hollandse Smoushond gebruikt om verwarring met de Belgische Smoushondjes, de Griffon, te voorkomen. In hetzelfde jaar, 1905, werd de Hollandse Smoushonden Club opgericht.
Helaas nam de populariteit van de Smous aan het begin van de twintigste eeuw af. Een van de redenen was dat het paard als vervoersmiddel steeds minder gebruikt werd en de vraag naar de ‘Heeren Stalhond’ van Jan Abraas daarmee afnam. En bij een breder publiek was er ook steeds meer belangstelling voor andere, dure, rassen uit het buitenland; men vond de Smous niet chic genoeg! Door dit gebrek aan interesse stierf ook de vereniging een stille dood.
In de jaren dertig vroeg de Smoushondenclub, of wat daar nog van over was, aan een bekend fokster van Keeshonden, mevrouw C. van den Hurk, of zij zich over de Smous zou willen ‘ontfermen’. Binnen de kortste keren was ze een enthousiast Smouzenliefhebber en zij legde samen met een andere fokster, de basis voor de wederopbouw van het ras. Binkie, een teefje dat in 1934 door haar werd gefokt, wordt nog steeds beschouwd als een zeer mooi exemplaar Hollandse Smoushond. Binkie staat model voor het hedendaagse Smousje.
In de tweede helft van de jaren veertig werden er slechts vier nesten geboren en na 1949 werd het helemaal stil, er werd geen nest meer gefokt. De rasvereniging was al opgehouden te bestaan ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Dit leek het definitieve einde van de Hollandse Smoushond. Leek, want al duurde het járen, de Smous kreeg toch nog een nieuwe kans: