Hoe­ra, een nestje!

Dracht en bevalling

Uw teef­je is gedekt en moge­lijk drach­tig. Tus­sen de 26e en 32e dag na de dek­king kunt u, als u dat wilt, laten vast­stel­len door de die­ren­arts of de teef drach­tig is. Juist in deze week zijn de afzon­der­lij­ke vruch­ten voor een erva­ren die­ren­arts goed voel­baar. Een echo laten maken van de buik van de teef is een ande­re moge­lijk­heid, maar is niet nood­za­ke­lijk. Een rönt­gen­op­na­me van de buik van de teef is abso­luut niet aan te raden, daar de stra­ling de embryo’s kan beschadigen.

Voe­ding en ontwormen

Een teef in goe­de con­di­tie kan op het nor­ma­le onder­houds­voer blij­ven staan gedu­ren­de de eer­ste vijf à zes weken van de dracht. De laat­ste drie à vier weken zal de voed­sel­op­na­me gelei­de­lijk aan 15 tot 25 % toe­ne­men tot het moment van de geboorte. Geef het voer in meer­de­re por­ties per dag, omdat de maag door de groei­en­de pups wat in het gedrang kan komen. Het bes­te is om de teef niet te ont­wor­men of te laten vac­ci­ne­ren vlak vóór de dek­king, maar ruim­schoots voor die tijd.

Voor­be­rei­ding voor de geboorte

Een werp­kist of ‑box is de bes­te optie. Hoge zij­kan­ten zijn aan te beve­len met één lage kant zodat de teef de kist gemak­ke­lijk kan in- of uit­stap­pen. Bij voor­keur zal de kist van boven (voor een deel) geslo­ten zijn zodat de teef zich meer op haar gemak voelt. Een gedeel­te­lijk afge­slo­ten kist bena­dert meer het ‘hol-idee’ van zijn voor­ou­der, de wolf. Boven­dien is de tem­pe­ra­tuur beter te rege­len. De kist moet iets boven de vloer staan om kou en vocht te weren.

Beleg de kist met hand­doe­ken of mol­tons (even­tu­eel met een onder­laag van kran­ten). Het gebruik van een warm­te­lamp boven de kist is in onze cen­traal ver­warm­de hui­zen af te raden. In de zomer is het zaak de kist niet te warm te plaat­sen aan de zon­zij­de van het huis. Jon­ge pups kun­nen hun lichaams­tem­pe­ra­tuur nog niet rege­len. De bes­te tem­pe­ra­tuur in de kist is 23 à 24 gra­den. Deze tem­pe­ra­tuur wordt pri­ma bereikt door de boven­kant van de kist af te dek­ken voor twee­der­de deel, even­tu­eel de eer­ste dagen aan­ge­vuld met rub­be­ren warmwaterzakken.

Zorg ervoor dat u de vol­gen­de zaken in huis heeft:
  • Ste­vig garen. Erg geschikt is tand­zij­de (flos­draad). Dit gebruikt u om even­tu­eel bloe­den­de navel­stren­ge­tjes af te binden.
  • Pak­je drui­ven­sui­ker. Toe­ge­voegd aan wat water, krijgt een ver­moei­de teef tij­dens de beval­ling wat energie.
  • Pup­py­melk, in elke die­ren­win­kel en veel tuin­cen­tra te koop in poe­der­vorm. Volg de gebruiks­aan­wij­zing voor het oplos­sen in water van de melk­poe­der. De pup­py­melk is ook zeer geschikt om de teef tij­dens de beval­ling op te peppen.
  • Een weeg­schaal­tje om de pups te wegen.
  • Pen en papier om het geboor­te­ge­wicht en geslacht van de pups te noteren.
  • Digi­ta­le thermometer.
  • Een slijm­zui­ger­tje

Houd tij­dens de beval­ling bij wan­neer de teef is begon­nen met per­sen, wan­neer de pups gebo­ren wer­den, enzo­voorts. Op deze manier kan snel beke­ken wor­den of er inge­gre­pen moet wor­den bij problemen.

Ver­schijn­se­len van de nade­ren­de bevalling

De gemid­del­de duur van de dracht is 62 tot 63 dagen na de dek­king, met een vari­a­tie van 56 tot 67 dagen (bij Smou­zen meest­al 58 tot 62 dagen). Bij over­schrij­ding van de 64 dagen is raad­ple­gen van de die­ren­arts nood­za­ke­lijk. Som­mi­ge teven wor­den onrus­tig tegen de werp­da­tum. De lichaams­tem­pe­ra­tuur van de teef ver­telt u wan­neer u de beval­ling onge­veer kunt ver­wach­ten. U kunt van­af de 55e dag twee keer per dag haar tem­pe­ra­tuur opne­men met een digi­ta­le ther­mo­me­ter, die u in de anus steekt. Onge­veer 24 uur voor de start van de beval­ling zal haar tem­pe­ra­tuur een 0,5 tot 2 gra­den dalen. Tij­dens de beval­ling stijgt de tem­pe­ra­tuur weer, tot 39,3–39,4 gra­den, dit kan enke­le dagen aan­hou­den. Daar­na hoort de lichaams­tem­pe­ra­tuur weer nor­maal te wor­den, name­lijk tus­sen de 38 en 39 graden.
Vlak voor de baring wil de teef haar blaas en dar­men vol­le­dig leeg hebben.

Indien ze onrus­tig wordt en gaat hij­gen, kan bin­nen twaalf uur de eer­ste pup ver­wacht worden.

Uit­vloei­ing

Soms kunt u wat slij­me­ri­ge uit­vloei­ing uit de vagi­na zien, de beval­ling kan dan nog één of twee dagen op zich laten wach­ten. Als de uit­vloei­ing ech­ter groe­nig of bloe­de­rig wordt en de teef zich regel­ma­tig schoon­likt, kan ervan uit wor­den gegaan dat de beval­ling begon­nen is.

De geboorte

In de vol­gen­de fase van de beval­ling krijgt de teef wee­ën. In de eer­ste fase heb­ben we te maken met de ont­slui­tings­fa­se, waar­bij de geboor­te­weg wordt voor­be­reid op de vol­gen­de fase: de uit­drij­vings­fa­se. Tij­dens de ont­slui­tings­fa­se heb­ben hon­den vaak gerin­ge samen­trek­kin­gen van de baar­moe­der, ze hij­gen veel en gra­ven in de werp­kist. De ont­slui­tings­fa­se kan zes tot twaalf uur in beslag nemen. Hier­na volgt de uit­drij­vings­fa­se. De baar­moe­der zal zich samen­trek­ken en de teef gaat echt per­sen; zo wor­den de pups rich­ting de baar­moe­der­mond en vagi­na gedre­ven. Zodra de eer­ste pup in de bek­ken­hol­te wordt gedrukt, gaat de teef nog har­der per­sen. Ze doet dit lig­gend, gehurkt of staand. Vaak ade­men de teven in deze fase snel­ler en drin­ken ook meer.

Op de eer­ste pup wordt vaak wat lan­ger (tot enke­le uren) geperst om de geboor­te­weg op te rek­ken. Dit is zeker het geval als de teef voor de eer­ste keer aan het beval­len is. Zodra de vrucht­blaas of de pup zelf te zien is, mag ze maxi­maal één uur persen.

Een teef die voor de eer­ste keer bevalt, kan schrik­ken van de bewe­gin­gen en gelui­den van de pup. Ze kan de pup zelfs oppak­ken en pro­be­ren te begra­ven. Let hier­bij op dat de pup geen won­den oploopt. Leg even­tu­eel de eer­ste pup even apart in een war­me omge­ving. Na de geboorte van de twee­de pup wor­den de mees­te teven rus­ti­ger en gedra­gen zich als erva­ren moe­ders. Leg de eer­ste pup zo snel moge­lijk weer bij de moeder.

De pups kun­nen geheel in de vlie­zen gebo­ren wor­den, de teef trekt ze meest­al vlot kapot en likt de jon­gen schoon. Daar­na zal ze de navel­streng door­bij­ten. Let op dat ze dit niet te dicht bij de buik van de pup doet omdat de buik­wand nog erg zwak is. Mocht de teef het zelf niet vlot doen, ver­wij­der dan zelf de vlie­zen om de pup en ver­wij­der slijm en vocht uit het bek­je en de neus van de pup. Bind de navel­streng twee tot drie cen­ti­me­ter van­af de buik van de pup af met flos­draad en knip deze door aan de kant van de nage­boor­te. Een ande­re metho­de is de navel­streng vijf cen­ti­me­ter van­af de pup sterk af te knij­pen. Als u los­laat mag er geen bloed meer door dat deel van navel­streng stro­men en blijft het wit. Dan mag u de navel­streng aan de kant van de nage­boor­te doorknippen.

Tus­sen de geboorte van de pups zit gemid­deld vijf­en­veer­tig minu­ten als de teef veel aan het per­sen is. Er is nog geen reden tot bezorgd­heid als deze tijd oploopt tot één of twee uur, maar de moe­der mag dan niet per­sen. Als de teef lang­du­rig aan het per­sen is zon­der resul­taat, kan er iets mis zijn.

Nage­boor­te of placenta

De pla­cen­ta wordt meest­al na de geboorte van een pup uit­ge­dre­ven, maar dit is niet altijd zo. De nage­boor­ten wor­den door de teef vaak (snel) opge­ge­ten, er zit­ten veel voe­dings­stof­fen in. Laat haar ech­ter niet meer dan vijf placenta’s eten, ze kan er anders diar­ree van krij­gen. Er moe­ten even­veel placenta’s als pups gebo­ren wor­den; als deze ach­ter­blij­ven, kun­nen ze voor ern­sti­ge (soms levens­be­drei­gen­de) pro­ble­men zorgen.

Enke­le tips

Maak niet de vlie­zen kapot als de pup er nog niet hele­maal uit is! Dan zou hij gaan ade­men en vrucht­wa­ter in de lon­gen kun­nen krijgen.

Ook niet aan de pup trek­ken als na een pers­stoot de pup er nog niet hele­maal is. Bij de vol­gen­de sto­ten komt hij van­zelf. Het spreekt van­zelf dat als een pup wer­ke­lijk in de vul­va-ope­ning blijft ste­ken en u ziet de teef geen pers­be­we­gin­gen meer maken, u heel voor­zich­tig de pup een beet­je naar bui­ten pro­beert te mas­se­ren en zacht­jes, heel zacht­jes, wat trekt. Nooit aan de staart naar bui­ten trek­ken In de eer­ste plaats maakt u dan de vlie­zen kapot, in de twee­de plaats kun­nen de zenuw­ba­nen in de staart­wer­vel­tjes zo ern­stig bescha­digd raken, dat een deel van het staart­je de eer­ste dagen na de geboorte afsterft.

Na de bevalling

Mocht de teef na de beval­ling onrus­tig blij­ven dan moet ze onder­zocht wor­den door de die­ren­arts. Aan te raden valt om de teef ook na de beval­ling eni­ge dagen regel­ma­tig te tem­pe­ra­tu­ren. De nor­ma­le tem­pe­ra­tuur ligt tus­sen de 38 en 39 gra­den Cel­si­us. De uit­vloei­ing moet geur­loos en hel­der gedu­ren­de vier tot zes weken ver­lo­pen, van groen de eer­ste week, tot rood­bruin en ten­slot­te hel­der slij­me­rig. De teef moet ook leven­dig zijn. De pups die­nen van­af de geboorte dage­lijks aan te komen en wel twin­tig tot veer­tig gram per dag. Na een week moe­ten de pups onge­veer het dub­be­le van hun geboor­te­ge­wicht wegen. Han­dig is om elke pup te mer­ken met bij­voor­beeld nagel­lak aan een teen­tje of door ze ver­schil­len­de kleu­ren band­jes om te geven. Het is raad­zaam ze de eer­ste weken dage­lijks te wegen. Als de pups niet bij elkaar blij­ven in het nest, maar steeds weg krui­pen, dan is er iets aan de hand, bij­voor­beeld een te hoge tem­pe­ra­tuur of te wei­nig voe­ding (te con­tro­le­ren aan het gewicht).

Teveel onrust is niet goed voor de pups. Gedu­ren­de de eer­ste twee weken heb­ben de pups rust nodig. Ook de teef moet vol­doen­de rust krij­gen. Som­mi­ge teven ont­van­gen graag bezoek. Als u merkt dat zij van het bezoek onrus­tig, opge­fokt of juist ang­stig wordt, moet u dit met­een beëindigen.

De teef heeft na de geboorte meer voe­ding en vocht nodig. De eer­ste week ander­half maal de onder­houds­hoe­veel­heid, de twee­de week twee maal deze hoe­veel­heid en van­af de der­de week, tot het spe­nen, drie maal de onder­houds­hoe­veel­heid, opnieuw gespreid over meer­de­re maaltijden.

De nest­pe­ri­o­de

Elke fok­ker heeft via de men­sen van het Terug­fok­pro­gram­ma een coach toe­ge­we­zen gekre­gen, die behulp­zaam kan zijn als u vra­gen, twij­fels of pro­ble­men hebt. Deze men­sen kunt u altijd bena­de­ren gedu­ren­de de beval­ling en de nestperiode.

Ont­wor­men van de pups in over­leg met de die­ren­arts op de leef­tijd van twee, vier en zes weken en op twee, vier en zes maanden.

Vac­ci­na­tie

De eer­ste pup­py-enting dient op de leef­tijd van zes weken gege­ven te wor­den. De enting tegen de ziek­te van Weil volgt op de leef­tijd van negen weken en de defi­ni­tie­ve enting op de leef­tijd van twaalf weken. Na de eer­ste pup­py-enting mogen (moe­ten) de pups de wij­de wereld ont­dek­ken, maar ont­wijk daar­bij die plaat­sen waar veel hon­den komen.

Ver­zor­ging van moe­der en pups
De eer­ste twee weken

De teef moet u de eer­ste dagen goed in de gaten hou­den, rust geven, dus niet teveel men­sen over de vloer en u moet haar goed voe­den. U kunt zelf zien of het goed gaat met de moe­der. Is ze toe­ge­wijd en rus­tig? Als ze een zie­ke indruk maakt en/of de pups aan hun lot over­laat, moet u de die­ren­arts waarschuwen.

Ze heeft nu hoog­waar­di­ge voe­ding nodig van een goed merk. Geeft u van zo’n merk niet de nor­ma­le regu­lie­re brok­ken maar de pup­py­brok­ken. Ze mag tot twee keer de nor­ma­le hoe­veel­heid heb­ben. Ver­deel haar dag­rant­soen in deze peri­o­de over ver­schil­len­de klei­ne­re maal­tij­den Laat haar voor­al ook goed drin­ken, soms zelfs ‘op bed’. Geef de teef ook nog drie keer per dag een beet­je pup­py­melk. Pup­py­melk koopt u in de die­ren­spe­ci­aal­zaak als een poe­der dat u moet ver­dun­nen met water. Uw teef heeft meer vocht dan nor­maal nodig. Na een dag of drie zal de teef steeds vaker even de nest­kist ver­la­ten, maar bij de eer­ste de bes­te pup­py­piep zal ze weer naar de kist rennen.

U moet de pups iede­re dag op onge­veer het­zelf­de tijd­stip wegen om te zien of ze aan­ko­men. De eer­ste dag val­len ze soms iets af, dat is niet zo erg. Maar dat mag niet lan­ger duren. Smou­zen­pups groei­en onge­veer twin­tig tot zes­tig gram per dag, gedu­ren­de die eer­ste week. Een dag wat min­der is niet erg. In een week tijd moet het geboor­te­ge­wicht onge­veer ver­dub­beld zijn. In de twee­de week groei­en ze onge­veer der­tig tot tach­tig gram per dag. In de der­de week wegen ze onge­veer drie keer het geboortegewicht.

Na onge­veer twee weken moet u heel voor­zich­tig de punt­jes van de nagel­tjes afknip­pen; ze zijn name­lijk vlijm­scherp en maken wond­jes aan de moe­der­buik. Alleen de punt­jes, want anders knipt u ‘in het leven’. Dit her­haalt u onge­veer elke vijf dagen.

De vier­de week

Zo van­af de 23e dag kunt u de pups bij gaan voe­ren. Dit heet spe­nen. U begint ze de eer­ste twee of drie dagen alleen maar wat pup­py­melk te geven, zo wen­nen ze aan een ande­re manier van slik­ken en zui­gen. Het vei­lig­ste is, om daar­na vol­gens voor­schrift op de ver­pak­king van een goed merk pup­py­voer te gaan voe­ren. Bouw het heel rus­tig op. Start met een klein beet­je goed door­week­te brok­ken, zodat een brij ont­staat. Voer de hoe­veel­heid voed­sel de komen­de dagen tel­kens een beet­je op. Er zijn fok­kers, die hun pups ’s mor­gens een bord­je pap geven, bij­voor­beeld van Nutrix gemaakt. Maak die pap eerst van pup­py­melk, later van gewo­ne vol­le melk.

De zeven­de week

In de laat­ste week dat de pups bij u zijn, wor­den de brok­jes wat min­der lang geweekt.

De pups zul­len naar de nieu­we eige­na­ren ver­trek­ken tus­sen de zeven en acht weken. Bij de plaat­sing van elke pup bij de voor hem juis­te eige­na­ren zal het Terug­fok­pro­gram­ma behulp­zaam kun­nen zijn.

Geef de pups het vac­ci­na­tie­boek­je mee, een lijst­je met daar­op de data van enten en ont­wor­men en een onge­was­sen lap­je uit de nest­kist in een afge­slo­ten plas­tic zakje.